Straatarts Michelle van Tongerloo zet zich in voor kwetsbare mensen
REDMAR SMIT – Michelle van Tongerloo (41) werkt als huis- en straatarts in Rotterdam. Vanuit de Pauluskerk biedt ze zorg aan dak- en thuislozen, verslaafden en mensen zonder geldige verblijfspapieren. Deze doelgroep raakt door ons complexe systeem tussen wal en schip, met alle gevolgen van dien. Dat onrecht verdraagt ze niet! Daarom zet ze zich met hart en ziel in om perspectief te bieden aan mensen met een perspectiefl oos bestaan. Jos Leijenhorst, directeur van De christelijke zorgverzekeraar, ging met haar in gesprek. ‘Ik wil hun levens verbeteren.’
Jij bent het liefst bij je patiënten. Daar word je gelukkig van. Waar zit ‘m dat in?
‘Ik houd van verhalen en van mensen. Eigenlijk is het raar dat ik arts ben geworden. Ik had socioloog of antropoloog moeten worden. Dat combineer ik nu een beetje in mijn werk. Ik word geraakt door mijn patiënten. Hun verhalen zijn bijzonder. Als ik met hen in gesprek ga, kijk ik niet alleen maar naar de klachten, maar luister ik naar hun verhaal. Er komt bijvoorbeeld een man bij mij op spreekuur die een hoge bloeddruk heeft. Hij is ongedocumenteerd en heeft een stressvol leven. Ik ga dan in gesprek waarom hij vertrok uit zijn land van herkomst. Hoe zijn leven hier is en hoe hij daarmee omgaat. Ook vraag ik hem welk perspectief we hem kunnen bieden. Ik krijg daardoor een unieke kijk in het leven van mensen. Ik voel me bevoorrecht dat ze hun verhaal met mij willen delen. Als straatarts zit ik op een unieke positie in de maatschappij om mensen te leren kennen, al is dat niet in de beste tijd van hun leven. Alles wat niet direct met patiënten te maken heeft, vind ik tijdverspilling. Ik snap dat vergaderen soms nodig is, maar ik word er heel ongelukkig van. Veel instanties en hulpverlenings organisaties praten veel, maar doen weinig. Dat is ook de aanleiding geweest om vanuit mijn stichting hulp te verlenen. Patiënten hebben weinig aan vergaderen; ze willen geholpen worden. Dat is in de basis geen ingewikkelde vraag. Het systeem heeft het complex gemaakt. Het is mijn verlangen de levens van mensen te veranderen en daarin een concreet verschil te maken. We moeten handelen vanuit het kernprobleem van de patiënt. Anders werkt het niet.’
‘Alles wat niet direct met patiënten te maken heeft, vind ik tijdverspilling.’
– Michelle van Tongerloo
Je werkt voor een doelgroep die voor veel mensen niet zichtbaar is. Wat zie jij?
‘Toen ik als straatarts begon, kwam ik vooral in aanraking met ongedocumenteerde mensen. Nu zie ik steeds meer mensen die op straat kwamen te staan, omdat ze bijvoorbeeld geen huis kunnen vinden. Ik had een patiënt in mijn gewone huisartsenpraktijk met een medische klacht. Ze vroeg aan mij of de klachten konden komen door stress. Ze leefde in haar auto, omdat ze haar huis was kwijtgeraakt. Dan ben je halverwege de twintig! Ik zie dat steeds meer gebeuren. We mogen niet vergeten dat er in de afgelopen jaren grote veranderingen zijn doorgevoerd in onze verzorgingsstaat. Dat heeft ervoor gezorgd dat een steeds grotere groep mensen het steeds moeilijker heeft gekregen. Het kan ons allemaal overkomen. Inmiddels kunnen we zeggen dat je met een paar kleine tegenslagen diep in de problemen kunt komen. Dat heb ik ook in mijn eigen privéomgeving gezien. Als je familie geld heeft, kunnen die problemen nog makkelijk weggewerkt worden. Heb je dat vangnet niet, dan ben je aangewezen op een overheid die heel afstandelijk is geworden.’
De mensen met wie jij werkt worden dus onterecht gestigmatiseerd?
‘Ja, het grootste misverstand is dat daklozen verwarde mensen zijn met een baard. Het zijn vaak normale mensen met wie niks mis is, behalve dat ze geen huis kunnen vinden. Het stigma wordt gebezigd door mensen die niet tot die groep behoren, maar wel bepalen wat de kaders zijn. Ik was een keer te gast in een radioshow van BNR. Er werd toen tegen mij gezegd: “Met dat soort mensen kun je soms nog best een gesprek voeren.” Dat vond ik zo typerend. Het eerste wat ik zei, was: “Je kunt met iedereen een gesprek voeren, als je maar voldoende door je knieën gaat.” We moeten proberen aan te sluiten bij hun leefwereld. We plaatsen anderen zo makkelijk in een hokje en de positie van deze mensen ziet er volgens velen zo minderwaardig uit. Naast oordelen zeggen we dan ook nog dat ze niet goed meewerken of dat ze het aan zichzelf te danken hebben. Maar er wordt zo veel besloten over de hoofden van deze mensen heen. Ze hebben vaak prima een idee of mening over hoe het verder moet en wat ze nodig hebben. Ze weten vaak ook heel goed wat er mis is in hun leven en wat ze zelf niet goed hebben gedaan. Maar er wordt zo slecht naar ze geluisterd. Ook door hulpverleners. Dat vind ik zorgelijk. Alsof het een speciale categorie mensen is die niet zelf in staat is om de regie over hun leven te pakken. Mogen wij er daarom zo over praten? Ze hebben nodig dat er naar hen wordt geluisterd en dat ze serieus genomen worden. Niet als een soort vinkje op een formulier. Dat we hebben gevraagd naar de mening van de cliënt. Maar echt aan de slag gaan om te helpen. Aan het begin belde ik de gemeente op als ik een dakloos gezin op mijn spreekuur had. Dezelfde dag zaten ze nog in een hotel. Dat probeer ik nu niet eens meer. Dat regel ik nu zelf vanuit mijn stichting.’
Wat je vooral dwarszit, is dat je in je werk tegen de grenzen van het systeem aanloopt. Welke zijn dat?
‘Het systeem is volledig ingedeeld in hokjes en vakjes. Mijn patiënten hebben vaak een probleem dat voortkomt uit een ander probleem. Er wordt in ons land gefocust op de wond, maar niet op het “huis” erachter. Veel van mijn patiënten hebben een probleem dat te maken heeft met bestaanszekerheid. Wil je daar hulp voor krijgen, dan kom je vast te zitten in een bureaucratisch moeras. Dat zie ik iedere keer weer en het wordt niet minder. Mensen vallen vaak diep voordat ze bij mij terechtkomen. De preventie is verbannen uit onze maatschappij. Je moet diep in de problemen komen, wil je geholpen worden. Dat is niet effi ciënt en het duurt lang. Mensen vallen dieper, wat uiteindelijk nog meer geld kost. Ook wordt er in ons land langs elkaar heen gewerkt. Iedereen heeft zijn eigen regels en procedure, waardoor het niet meer lukt om problemen op een gemeenschappelijke manier op te lossen. Het probleem is ook dat niemand zich echt verantwoordelijk voelt. Bestuurders verschuilen zich achter problemen die ze zelf hebben gecreëerd. Uitvoerders verschuilen zich achter de bedachte regelgeving, achter werkdruk en dat er geen tijd is. Ik zette me ooit in voor een moeder van twee kinderen. Ze gaf nog borstvoeding en leefde op straat. De gemeente vond dat ze maar naar haar eigen netwerk in Marokko terug moest. Dat vind ik discriminatie. Of een andere reactie: “Ze is wel zelfredzaam.” En de wethouder verschuilt zich achter het antwoord dat er nou eenmaal een woningcrisis is. Alsof het een natuurramp is die ineens uit de lucht komt vallen. Nee, het is het gevolg van gekozen beleid. Het ergste vind ik nog dat ze ermee wegkomen. Dit probleem is in de afgelopen jaren verergerd, omdat de problematiek is toegenomen. Maar ook omdat we in een maatschappij leven waarin men vindt dat je jezelf moet redden en je eigen problemen moet oplossen. Daarnaast worden steeds meer groepen weggezet als niet rechthebbend. Dat is triest. Ik snap dat bureaucratie nodig is om willekeur te voorkomen, maar het moet niet doorslaan. We zijn zo bang voor het verliezen van onze eigen welvaart dat we de regels steeds strikter hebben gemaakt.’
‘Je kunt met iedereen een gesprek voeren, als je maar voldoende door je knieën gaat.’
– Michelle van Tongerloo
Je ziet een hoop schrijnende situaties voorbijkomen. Hoe houd je het vol?
‘Die vraag krijg ik altijd. Toen ik begon met dit werk had ik slapeloze nachten. Ik dacht: hoe kan dit bestaan in Nederland? Ik was vaak boos en dat uitte ik op sociale media. Die fase ben ik voorbij. Dankzij mijn stichting kan ik nu in korte tijd praktisch veel voor mijn patiënten betekenen. Dat geeft moed en voldoening. Ik heb ook leuke gesprekken met patiënten, vol humor en gezelligheid. Natuurlijk is het soms ook zwaar. Door dit werk is ook mijn perspectief veranderd. Die van ons is gekleurd. Ik ben een zevenvinkjeskind: hoogopgeleid, een rijke vader, universiteit en nooit bewust armoede gekend. Door die bril kan ik die mensen zielig vinden. Ik heb geleerd dat je perspectief wordt bepaald door waar jouw wieg staat. Wij plakken de etiketjes vanuit ons oogpunt. Maar iemand die gevlucht is en hier op straat leeft, heeft het nog altijd beter dan in zijn land van herkomst. Ondanks dat zijn bestaan hier ook zwaar is. Dat verlicht het zware gevoel voor mij. Zo houd ik het ook vol.
Je doet je werk vanuit de Pauluskerk. Wat heb jij geleerd van de kerk?
‘Ik vind het mooi dat de kerk een plek is waar kwetsbare mensen nog welkom zijn. Daar mogen ze zijn wie ze zijn en worden ze in hun waarde gelaten. Er wordt geredeneerd vanuit de christelijke waarden en gekeken naar wat deze mensen nodig hebben. Dat heb ik moeten leren. Ik vond het eerst maar niks dat iedereen bij de kerk aanklopte voor geld voor brillen en tanden. Er werd soms ook misbruik van gemaakt. Ik vond dat we strikte protocollen moesten instellen en dat ongedocumenteerde mensen een paspoort moesten hebben. De dominee van de Pauluskerk zei: “Wat praat jij nou de hele tijd over een paspoort? Als God iemand zijn of haar identiteit heeft gegeven, wat maakt een paspoort dan uit?” Eerst dacht ik nog: lekker makkelijk. Nu denk ik: dit staat toch als een huis! Ieder mens mag er zijn. Wij hebben zelf de regels verzonnen! Vanuit welk perspectief kijk je naar waar iemand recht op heeft? Dat leerde de kerk mij. Daar ben ik dankbaar voor. Als mensen moeten we meer voor elkaar doen. Kerken snappen dat nog goed. Daarom geloof ik enorm in gemeenschappen. Die kunnen veel problemen oplossen. Wanneer ongedocumenteerden naar een dorp gaan waar de christelijke gemeenschap nog goed functioneert, zie ik dat ze omarmd worden en er veel geregeld kan worden. De stad trekt meer, maar daar gaat het er een stuk harder aan toe.’
Wat zijn je toekomstplannen?
‘Ik roep ieder jaar dat ik minder wil doen, maar er komt altijd meer werk bij. Ik maak op een natuurlijke wijze een ontwikkeling mee, omdat ik mezelf push moeilijke dingen te doen. We zijn nu bezig met het opzetten van een hotel waar toeristen en daklozen door elkaar overnachten. Daar is een crowdfunding voor opgestart. Hoe mooi zou het zijn als we een daklozenopvang break-even kunnen maken. Dan kost het de maatschappij geen geld. Als dat slaagt, kan dat concept op meerdere plekken worden uitgerold. Daarnaast is er net een boek verschenen, waar we ook een documentaire over willen maken. En er blijft nog genoeg werk over voor de stichting.’
Boek: Komt een land bij de dokter
In december verschijnt Michelle’s boek Komt een land bij de dokter – Nederland door de ogen van een straatarts.